jan
24
2018

In de juiste plooi: over patronen in groepen

Sociaal-cultureel werken, Werken met groepen

Blog

Patronen in groepen vormen een interessant aangrijpingspunt voor groepsbegeleiders om de kwaliteit van het leren en werken in groepen te verbeteren. Patronen zijn zinvol, hoewel ze ook voor problemen kunnen zorgen. Hoe ga je als begeleider hiermee om?

Van in het begin

In groepen ontstaan altijd patronen. Mensen nemen vaste posities of rollen in. Deelnemer X neemt vaak als eerste het woord, deelnemer Y zorgt geregeld voor een lach en deelnemer Z bemiddelt wanneer er conflicten zijn. In groepen vormen zich gewoontes en vaste rituelen. Soms ligt zelfs de manier waarop we aan interactie doen ook vast, bijvoorbeeld: als deelnemer A iets zegt, is deelnemer B het vaak oneens met haar.

Patronen zijn nuttig én nodig. Ze zorgen voor enige voorspelbaarheid en veiligheid, ze reduceren spanning en onzekerheid. Door patronen weten deelnemers waaraan ze zich kunnen verwachten wanneer ze in een bepaalde groep vertoeven. Ze zorgen ervoor dat niet altijd opnieuw over alles moet gepraat of onderhandeld worden.

“Een voorbeeld: Tien weken lang gaf ik de cursus ‘werken met groepen’ in een vast lokaal aan een groep deelnemers die elkaar vooraf niet kende. De laatste week vroeg ik hen om aan te duiden op welke stoelen ze in al die bijeenkomsten hadden gezeten. Van de twaalf deelnemers waren er maar twee die niet altijd op dezelfde stoel hadden gezeten. En dat was vooral omdat ze te laat kwamen en niet het hele lokaal wilden oversteken voor het oog van de groep. Het vaste patroon van eigen ruimtes zorgt ervoor dat mensen zich veilig en zonder nadenken meteen kunnen neerploffen op hun ‘eigen’ plek. Ze weten zeker dat ze niemands ruimte verstoren.”

Ingesleten patronen

Groepspatronen ontstaan al meteen van bij de start van de vorming van een groep. Hoe ouder de groep, hoe dieper de patronen zijn ingesleten. Wanneer je die wil veranderen, zal dat jou als groepsbegeleider veel energie kosten. Je hebt er dus alle belang bij om groepen van bij het prille begin ‘in de juiste plooi te leggen’. De opstartfase van een groep bereid je best voor: zowel wat jouw methodiek als begeleidersstijl betreft. Wanneer je patronen ziet opduiken die je liever wil vermijden, is het belangrijk om meteen in te grijpen. In de beginfase is de kracht die je moet uitoefenen om ‘slechte patronen’ te veranderen immers nog klein. Patronen zitten dan nog vooral aan de oppervlakte.

“Wanneer ik interactief wil werken met een groep, gebruik ik vanaf het eerste moment technieken om die interactie te stimuleren. Ik laat mensen bijvoorbeeld per twee met elkaar ‘zoomen’ om vragen te bedenken en achteraf te delen met de groep. Ik laat mensen iets vertellen over hun eigen ervaring en vraag aan de anderen om daarop te reageren.

Wanneer ik in een nieuwe groep een vraag stel en er niet meteen reactie komt, dan laat ik de stilte even bestaan en stel ik de vraag opnieuw in een andere formulering met een duidelijke aanmoediging om te reageren. Vroeger werd ik zelf ongemakkelijk van stilte en loste ik dat op door zelf te antwoorden. Hierdoor leerde ik de groep dat je niet hoeft te reageren, de begeleider doet het zelf als je maar lang genoeg wacht. Een patroon dat de groep belemmert om interactief te werken.”

Patronen leveren winst op

Patronen leveren altijd voor de groep of voor bepaalde deelnemers een zekere winst op. Mensen verkrijgen door deze patronen iets wat ze belangrijk vinden: veiligheid, voorspelbaarheid, rust, structuur, aandacht of vrijheid. Of ze vermijden er net iets mee: een conflict, chaos, hard werken enz. Het is door deze winst dat mensen voor de instandhouding van het patroon pleiten.

Soms is een patroon niet leuk of ronduit vervelend. Maar zelfs in dat geval wint er iemand wel iets bij. Wanneer je een negatief patroon wil veranderen, kan je je verwachten aan weerstand. In dit geval zal je de betrokkenen moeten overtuigen dat er met het nieuwe patroon ook waardevolle ‘winst’ gemaakt kan worden. Het nieuwe patroon is in dit geval een waardige vervanger.

“Deelnemer G weegt zwaar op de groepswerking door voortdurend over alles te klagen en te zagen. Hij verwerft daardoor aandacht, erkenning en invloed – maar op een negatieve manier. Wil je dat patroon veranderen, dan moet je zoeken naar een waardig ‘winstalternatief’. Iemand die zaagt en klaagt en daardoor in de spotlights staat, kan misschien nog gelukkiger worden wanneer hij een prominente en positieve rol krijgt in de groep, bijvoorbeeld als verantwoordelijke voor een bepaalde taak.”

Meer weten?

Wil je je graag verdiepen in de dynamiek van groepen? Bekijk dat zeker de blogs ‘Prestatieverlies in groepen’, ‘Leven en werken in groepen’ en ‘Dynamiek in groepen lezen’.


Gie Van den Eeckhaut

Gie Van den Eeckhaut

Scroll to Top